
Jurisprudentie
BJ4348
Datum uitspraak2009-07-31
Datum gepubliceerd2009-07-31
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/996044-06
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-31
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/996044-06
Statusgepubliceerd
Indicatie
Raadkamer kent verzoekster een bedrag aan schadevergoeding toe; het verzoek om rentevergoeding is afgewezen, omdat deze kosten niet zijn aan te merken als kosten van de raadsman in de zin van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/996044-06
kenmerk: 08/1865
Beslissing ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering
Deze beslissing betreft een op 19 november 2008 ter griffie van deze rechtbank ingediend verzoekschrift, als bedoeld in artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering van:
[verzoekster],
gevestigd [adres], [vestigingsplaats]
te dezer zake woonplaats kiezende ten kantore van haar advocaat mr. P.J. van Hagen, Parkstraat 8, (postbus 4729, 4803 ES) te Breda.
Inleiding
Het verzoekschrift ex artikel 591a Wetboek van Strafvordering strekt tot toekenning van een vergoeding ten laste van de staatskas ter zake de schade die verzoekster stelt te hebben geleden voor de kosten van rechtskundige bijstand, nu de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
De rechter heeft kennis genomen van het strafdossier met bovenstaand parketnummer.
De rechter heeft kennisgenomen van de betrekkelijke stukken en van hetgeen namens verzoekster en haar directeur door haar raadsvrouwe mr. A.A. Feenstra (bepaaldelijk gevolmachtigd), alsmede door de officier van justitie in openbare raadkamer van 17 juli 2009 naar voren is gebracht. De directeur van [verzoekster] is alhoewel behoorlijk opgeroepen, niet in de openbare raadkamer verschenen.
De beoordeling
Bij beschikking van de raadkamer van heden, is de onderhavige strafzaak tegen verzoekster, geëindigd verklaard.
Het verzoek is tijdig ingediend, immers binnen drie maanden na het einde van de zaak.
De rechter constateert dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Alle omstandigheden in aanmerking genomen, zijn er gronden van billijkheid aanwezig voor het toekennen van een vergoeding als na te melden, waarbij tevens rekening is gehouden met de omstandigheden van verzoekster.
De rechter wijst de kosten met betrekking tot de rechtsbijstand zoals vermeld in het verzoekschrift toe, te weten € 17.825,50.
De ter zitting overgelegde factuur van € 747,32 (productie 1 bij de pleitnota) komt niet voor vergoeding in aanmerking, aangezien een door verzoeker ondertekend verzoek om vergoeding van deze kosten ontbreekt.
De rechter is van mening dat voor een rentevergoeding als verzocht echter in deze procedure geen plaats is. Deze rentekosten zijn niet aan te merken als kosten van de raadsman in de zin van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. Voorts merkt de rechter op dat de wettelijke rente in dit geval pas is verschuldigd als de Staat in verzuim is een verschuldigd bedrag te betalen. Dat is pas aan de orde als door de rechter een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand is toegekend en de Staat nalatig blijft die vergoeding uit te keren.
De rechter merkt op dat voor de vergoeding van de kosten voor het opstellen van verzoeken ex artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering door het Landelijk Overleg van Strafsectorvoorzitters van hoven en rechtbanken (LOVS) een vast tarief is vastgesteld. Indien een mondelinge behandeling van de verzoekschriften in raadkamer heeft plaatsgevonden, bedraagt de vergoeding voor alle verzoeken tezamen een bedrag van € 540,=. De rechter is van oordeel dat de raadsvrouwe in het onderhavige geval geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd waaruit blijkt dat de billijkheid vereist dat aan verzoekster voor de kosten van rechtsbijstand een andere vergoeding wordt toegekend dan die als hierna te melden. De rechter zal het overige deel van het verzochte bedrag à € 3821,90 afwijzen.
Bij de beslissing is gelet op de artikelen 90, 591 en 591a van het Wetboek van Strafvordering.
DE BESLISSING
De rechter:
Kent aan [verzoekster] voornoemd een vergoeding toe uit 's Rijks kas ten bedrage van € 18.365,50 (zegge: achtienduizenddriehonderdvijfenzestig euro en vijftig eurocent).
Wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is genomen door:
mr. P.J.H. van Dellen, rechter,
in tegenwoordigheid van J. Jansen, griffier
en is uitgesproken in openbare raadkamer van deze rechtbank van 31 juli 2009.